Ook dit jaar hebben wij weer de special voor je beschikbaar gesteld. Je vindt hierin de laatste wijzigingen in wet- en regelgeving en de nieuwe tarieven op een rij.
Doe er je voordeel mee!
De zes belangrijke veranderingen staan hier voor je op een rij:
1. Belastingdeel heffingskortingen alleen nog voor fiscaal-inwoners van Nederland
Vanaf 1 januari 2019 komen er meer loonbelastingtabellen. Dit is het gevolg van het onderscheid tussen inwoners en niet-inwoners van Nederland voor de heffingskortingen en van aanpassingen in belastingverdragen. In de loonbelastingtabellen wordt vanaf 2019 onderscheid gemaakt tussen drie groepen werknemers:
- Werknemers die fiscaal-inwoner zijn van Nederland;
- Werknemers die fiscaal-inwoner zijn van een andere lidstaat van de Europese Unie of IJsland, Noorwegen, Liechtenstein, Zwitserland, Bonaire, Sint Eustatius of Saba;
- Werknemers die fiscaal-inwoner zijn van een ander land dan de eerdergenoemde.
Het is dus van groot belang om te weten of er werknemers in dienst zijn waarvan de woonplaats niet Nederland is. In dat geval moet er namelijk een andere loonbelastingtabel toegepast worden.
Fiscaal-Inwoner van Nederland of niet
Een werknemer die hier zijn permanente woon- of verblijfplaats heeft, is fiscaal-inwoner van Nederland. Bij een werknemer die zowel in Nederland als in het buitenland woont of verblijft, is het de vraag of hij fiscaal-inwoner is van Nederland. Hij is alleen fiscaal-inwoner van Nederland als zijn sociale en economische leven zich hier afspeelt. Woont het gezin van de werknemer bijvoorbeeld in het buitenland, gaan zijn kinderen daar naar school en houdt hij daar bankrekeningen aan, dan is hij géén fiscaal inwoner van Nederland. Bij een werknemer zonder gezin is zijn intentie van belang: Is hij van plan zich hier te vestigen, dan is hij fiscaal-inwoner van Nederland. Is hij van plan om hier alleen korte tijd te blijven, dan is hij dat niet. Dat een werknemer zich hier wil vestigen, kan blijken uit concrete stappen die hij heeft ondernomen. Het is de verantwoordelijkheid van de werkgever om dat juist te beoordelen. Indien er redenen zijn om te twijfelen, kan een werknemer een woonplaatsverklaring aanvragen bij het belastingkantoor in het land waarvan hij fiscaal-inwoner is. Is de werknemer fiscaal-inwoner van Nederland, dan kan hij een woonplaatsverklaring aanvragen bij de Belastingdienst/kantoor Arnhem.
2. Woonplaats en anoniementarief
Je bent verplicht om je werknemers te identificeren. Als dat niet (juist) is gedaan, dan ben je verplicht het zogenoemde anoniementarief van 52% toe te passen. Van (buitenlandse) werknemers die fiscaal geen inwoner van Nederland zijn, maar hier wel (tijdelijk) verblijven, wordt in de loonadministratie weleens het (tijdelijke) Nederlandse adres vastgelegd. Vanaf 1 januari 2019 moet van deze (buitenlandse) werknemers het buitenlandse adres in de loonadministratie worden opgenomen. Als je dit als werkgever niet doet, moet voor deze werknemers het anoniementarief worden toegepast.
Als je bijvoorbeeld na een aantal maanden wel over het juiste adres van je werknemer beschikt mag je e.e.a. niet verrekenen in de loonadministratie.
Dit is nadelig voor de werknemer want die ontvangt in eerste instantie netto minder salaris, het verschil zal d.m.v. de (voorlopige) aangifte inkomstenbelasting moeten worden teruggevraagd. Echter, de werkgever betaalt veel meer premie voor sociale verzekeringen en deze worden niet meer gerestitueerd.
3. 30%-regeling
De maximale looptijd van de 30%-regeling wordt met ingang van 1 januari 2019 met drie jaar verkort: van acht naar vijf jaar. Nieuwe aanvragen worden vanaf dan voor maximaal vijf jaar toegekend. Ook voor bestaande gevallen zal de verkorting van drie jaar gelden, maar er is sprake van overgangsrecht.
In onderstaande tabel is de uitwerking van het overgangsrecht uiteengezet:
Einddatum op beschikking | Wijziging in looptijd |
In 2019 of 2020 | Geen wijziging |
In 2021, 2022, 2023 | Looptijd wijzigt naar 31 december 2020 |
In of na 2024 | Looptijd wordt verkort met drie jaar |
4. Vrijwilligersregeling 2019
Vrijwilligers zijn voor de maatschappij van groot belang. Daarom gaat de vrijstelling voor vrijwilligers in 2019 met € 200 per jaar omhoog. Dit betekent dat een vrijwilliger vanaf 1 januari 2019 maximaal € 170 belastingvrij per maand kan ontvangen voor de verrichte diensten, met een maximum van € 1.700 per jaar. Het is voor het eerst sinds 2006 dat deze bedragen worden verhoogd.
5. Nieuwe regels compensatie overuren
Vanaf 1 januari 2019 mag compensatie van overuren voor vrije uren alleen nog worden toegepast als over alle gewerkte uren minimaal het wettelijk minimumloon is ontvangen. Dit was al van toepassing per 1 januari 2018 maar hier kon nog van worden afgeweken als dit schriftelijk was overeengekomen. Vanaf 1 januari 2019 mag hier alleen nog van afgeweken worden indien dit per cao is bepaald.
E.e.a. wordt per betalingsperiode beoordeeld. Er wordt gekeken naar de totaal gewerkte uren en het bedrag dat er voor is betaald.
Voorbeeld
Stel: een werknemer verdient € 1.800 per maand bruto en werkt fulltime, dan is dit 173,33 uur per maand. Indien er bijvoorbeeld in een maand 40 overuren gemaakt zijn dan is er 213,333 uren gewerkt voor € 1.800. Dit is € 1.800 / 213,33 = € 8,43 per uur.
Het wettelijk minimumloon is vanaf 1-1-2019 € 9,32 per uur (en € 1.615,80 per maand). Een deel van deze uren mogen dus niet voor tijd worden gecompenseerd. 19,8 Uur mag worden gecompenseerd, het overige deel moet uitbetaald worden.
Het is in principe makkelijk te bepalen. Indien het salaris van een werknemer 10% boven het minimumloon is dan mag er ook 10% meer per maand gewerkt worden dan de afgesproken arbeidsduur tegen compensatie van uren.
6. Bijtelling auto van de zaak
Voor elektrische auto’s, met een CO2 uitstoot van 0 gram, en een datum 1e toelating op of na 1 januari 2019 geldt vanaf dit jaar een verlaagde bijtelling van 4% voor zover de grondslag voor de bijtelling € 50.000 of lager is. Voor het deel van de grondslag boven € 50.000 geldt de algemene bijtelling van 22%.
Voor auto’s die rijden op waterstof geldt de verlaagde bijtelling van 4% voor de hele grondslag. De verlaagde percentages van de voorgaande jaren mogen gedurende 60 maanden toegepast worden.
De termijn van 60 maanden start op de 1e dag van de maand na de maand van de datum 1e tenaamstelling. Voor auto’s met een bijtellingspercentage van 0%, 4%, 7% of 15% met een datum 1e tenaamstelling op of na 1 januari 2012 kan het dus zijn dat de korting vervalt waardoor het bijtellingspercentage van 25% van toepassing wordt.
Heb je vragen over een van deze onderwerpen? Neem dan contact op met Rosa Kromhout van der Meer via RosaKromhoutvanderMeer@jan.nl of 088 220 2295.