Piet is lekker aan het ondernemen
Piet heeft voor het huwelijk een bedrijfspand gekocht en krijgt tijdens het huwelijk een mooi bod dat hij niet kan weigeren. De opbrengst besluit hij, samen met een lening van de bank, weer te investeren in een nieuw bedrijfspand. Piet draait met zijn onderneming mooie maar ook wisselende winsten.
De gezamenlijke huishouding
De partner van Piet is werkzaam in loondienst tegen een vast inkomen. Beide echtgenoten dragen gezamenlijk de kosten van de huishouding. Voor de partner bestaat de bijdrage uit het netto inkomen. Maar wat is de bijdrage die Piet moet betalen? Hij doet elke maand een privé opname van de zakelijke rekening ter grootte van het bedrag dat zijn partner ook inbrengt.
En dan komt aan het liefdesverhaal een treurig einde
Wanneer na 10 jaar huwelijk de scheiding wordt uitgesproken, komt Piet van een koude kermis thuis. Wat is namelijk het geval? Vanaf 2018 kennen we een nieuw soort gemeenschap van goederen. De gemeenschap ziet enkel op hetgeen partijen gedurende het huwelijk hebben aangeschaft. De bezittingen die een persoon had voor het huwelijk blijven buiten de gemeenschap. Het is dus zaak om heel goed te administreren wat iemand bezat voor de huwelijksdatum en wat daarna is aangeschaft.
Het bedrijfspand
Bij de scheiding claimt de advocaat van de partner dat het bedrijfspand in de gemeenschap valt en dus voor de helft toekomt aan Piet zijn (ex) partner. Piet vraag aan zijn advocaat hoe dit kan en krijgt de uitleg dat de stelling correct is. Het pand is tijdens het huwelijk aangeschaft en dus gezamenlijk vermogen. Wel krijgt Piet een vergoedingsrecht ter grootte van de ingebrachte verkoopopbrengst van het bedrijfspand dat hij al bezat voor het huwelijk. Een deel van de overwaarde gaat dus naar zijn partner bij de scheiding. En de belastingclaim op de winst die de onderneming in de toekomst behaald bij de verkoop van het pand blijft gewoon bij Piet.
En nu ook nog een deel van de onderneming?
De advocaat van de partner claimt ook nog een gedeelte van de onderneming. Dit op basis van het gegeven dat Piet een grotere bijdrage had moeten doen aan de gezamenlijke lasten op basis van de winst van de onderneming. Dit gebaseerd van de vereiste redelijke vergoeding. Piet heeft “gespaard” in zijn onderneming terwijl de partner ook recht had op het geld. Als Piet namelijk een hogere bijdrage had ingebracht in de boedel hadden ze het geld samen gespaard. En ook nu moet de advocaat van Piet vertellen dat dit correct is. Doordat Piet te weinig heeft bijgedragen aan de kosten van de huishouding heeft zijn partner recht op een gedeelte van de onderneming. Over de grootte van het aandeel valt te discussiëren. Dit doet niet af aan het gevoel dat Piet inmiddels heeft over zijn keuze om te trouwen in gemeenschap van goederen.
De casus van Piet laat zien dat je als ondernemer nooit in gemeenschap van goederen moet trouwen, tenzij je de gevolgen hiervan overziet en accepteert.
Heb je vragen of wil je hier graag meer over weten? Neem dan contact op met Mark Hilarius via MarkHilarius@JAN.nl