Regelmatig wordt de arbeidsovereenkomst beëindigd met wederzijds goedvinden. Partijen sluiten dan een beëindigingsovereenkomst. In deze beëindigingsovereenkomst is (bijna) altijd een finaal kwijtingsbeding opgenomen. Op grond van dit beding verklaren partijen niets meer van elkaar te vorderen te hebben en gaan met gesloten beurzen uit elkaar. Er kunnen zich echter omstandigheden voordoen waarmee ten tijde van het sluiten van de beëindigingsovereenkomst geen rekening is gehouden, zoals bijvoorbeeld de situatie dat achteraf blijkt dat de werknemer heeft gefraudeerd en daarover niets heeft vermeld. Kan de werknemer zich – als de werkgever verhaal wenst te nemen – beroepen op het overeengekomen finale kwijtingsbeding?
Schade verhaald bij fraude
Uit een zaak bij het Hof Arnhem-Leeuwarden bleek dat de werkgever de door haar geleden schade tóch op de werknemer kon verhalen, ondanks het overeengekomen finale kwijtingsbeding. Wat was de situatie? Na het sluiten van de beëindigingsovereenkomst komt de werkgever erachter dat de werknemer fraude heeft gepleegd en wenst de schade op de werknemer te verhalen. Het Hof oordeelt dat de werknemer zich niet kan beroepen op het finale kwijtingsbeding, omdat dit beding betrekking heeft op alle tussen partijen ten tijde van het sluiten van de beëindigingsovereenkomst bestaande geschilpunten. Bovendien is de fraude pas ná het sluiten van de beëindigingsovereenkomst aan het licht gekomen en valt dit daarom, volgens het Hof, niet onder de finale kwijting. Daarnaast acht het Hof het van belang dat de werknemer de fraude bewust heeft verborgen en ook bij het sluiten van de beëindigingsovereenkomst heeft besloten deze informatie achter te houden. De werknemer heeft daarmee het risico aanvaard dat de werkgever hier op een later moment achter zou komen en alsnog de geleden schade vordert.
Het Hof Amsterdam oordeelde recent in dezelfde lijn. Ook hier mocht én kon de werknemer er niet op vertrouwen dat de werkgever met het finale kwijtingsbeding bereid was afstand te doen van haar vorderingsrechten inzake de door de werknemer gepleegde fraude. Ook hier kwam de werkgever er ná het sluiten van de beëindigingsovereenkomst achter, via een politieonderzoek, dat op de bankrekening van werknemer miljoenen zijn bijgeschreven. Het Hof oordeelde dat de werknemer de 2 miljoen euro en de beëindigingsvergoeding aan de werkgever dient (terug) te betalen. De werknemer kon en mocht niet het vertrouwen hebben dat de werkgever met het kwijtingsbeding bereid was afstand te doen van haar vorderingsrechten inzake de door werknemer gepleegde fraude.
Kortom
Werkgevers die ná het sluiten van de beëindigingsovereenkomst ontdekken dat ex-werknemers fraude hebben gepleegd ten tijde dat zij nog in dienst waren, kunnen onder omstandigheden de door hen geleden schade en betaalde ontslagvergoedingen terugvorderen. Dat zal vermoedelijk anders zijn wanneer de overeenkomst juist mede vanwege (vermeende) fraude is gesloten, maar achteraf bijvoorbeeld blijkt dat de fraude veel omvangrijker is dan gedacht. Wist of kon de werkgever vermoeden dat de werknemer fraude zou hebben/had gepleegd, dan kan de werknemer vermoedelijk terecht een beroep doen op het overeengekomen finale kwijtingsbeding.
Heb je vragen over een overeengekomen of nog overeen te komen finaal kwijtingsbeding, dan kun je contact opnemen met een jurist van JAN©. Wij bekijken graag voor jou of er mogelijkheden zijn om achteraf geconstateerde schade op jouw (ex-) werknemer te verhalen.